Jeuj! Volgende week verkiezingen, en dat is altijd een beetje een feest. Verkiezingen zijn interessant, dus leuk. In het besef dat het de helft van de lezers hier gillend zal wegjagen, ga ik toch proberen om een hele week te posten rond dat thema.
Niet dat ik u van gedacht wil doen veranderen. We houden ons bij de Sponzen Ridder zoals steeds van de simpele. Vandaar:
politiek voor dummies.
De Sponzen Ridder doceert.
Laten we beginnen met
het verschil tussen links en rechts.
De meest eenvoudige manier om het verschil uit te leggen is aldus:
*
rechts gelooft dat iedereen, elk individu, voor zichzelf kan zorgen;
*
links stelt dat er mensen bestaan die dat niet kunnen.
Eenvoudig maar fundamenteel: zijn we voor onszelf verantwoordelijk, of is de gemeenschap verantwoordelijk voor mij?
Er zijn uiteraard nuances die het onderscheid tussen links-rechts wat vertroebelen, van gematigd tot extremer:
* rechts: iedereen
kan voor zichzelf zorgen - iedereen
mag voor zichzelf zorgen - iedereen
moet zijn eigen
boontjes doppen.
* links:
sommigen kunnen niet voor zichzelf zorgen -
velen kunnen niet voor zichzelf instaan -
niemand mag zichzelf bedruipen. Toch wel een verschil.
Hoe vertaal je dat nu naar de praktijk? Sinds de achttiende eeuw heeft men die inzichten vertaald in het
liberalisme en het
socialisme.
De liberaal zegt: "Ik heb het
recht om voor mezelf op te komen; het mechanisme hiervoor is mijn
vrijheid." Ik ben vrij om een goed en rijk leven uit te bouwen, desnoods ten koste van andermans welvaart. Iedereen is vrij om te kiezen met wie hij solidair is.
De socialist zegt: "Die liberale vrijheid zorgt voor ongelijkheid - sommigen zullen succesvoller zijn dan anderen. Die ongelijkheid resulteert in, bijvoorbeeld, sociale uitsluiting.
Gelijkheid moet het uitgangspunt zijn dat garandeert dat er voor iedereen gezorgd wordt." Iedereen heeft de plicht om solidair te zijn.
In de
Franse nationale spreuk hebben ze de broederlijkheid erbijgefoefeld om beide tegenstellingen te verzoenen: "Liberté, égalité, fraternité".
Dit systeem verklaart meteen waarom oudere, rijkere mensen steevast verrechtsen: ze hebben in hun leven iets gerealiseerd, opgebouwd. Ze hebben ervoor gewerkt, vinden dat ze er recht op hebben en willen het zeker niet afstaan in naam van de gelijkheid.
Omgekeerd is het niet moeilijk waarom men in armere milieus richting links marcheert.
Het zelfbeschikkingsrecht van de liberalen gaat verder dan het individu: je kiest voor wie je wil zorgen - jezelf, je gezin, je familie... je bent vrij. Dat zelfbeschikkingsrecht kan je ook toepassen op een grotere groep, bijvoorbeeld een taalgroep of een natie. Zo komt het dat nationalistische gedachten meestal rechtse gedachten zijn. Al begrijp ik niet hoe ze zo vaak bij
extreem rechts uitkomen.
Bijzondere varianten:
*
salonsocialisme : voor mensen die het socialisme met de mond voeren, maar zich in de praktijk eerder rechts gedragen.
*
biefstukken socialisme : neerbuigend socialisme waarbij men de mensen hulpeloos probeert te houden
*
neoliberalisme : nadat in de jaren '60 de begrippen rechts en liberaal scheldworoden werden, kwam er in de jaren '80 een golf van nieuwe, economische liberalen op die een sterk verlangen deelden naar een meer Angelsaksische politiek systeem.
In zo een Angelsaksisch systeem is er trouwens maar plaats voor 2 partijen (een linkse en een rechtse). Waarom wij
er toch méér hebben en waar die dan precies hun plaats vinden (onder? boven? voor? achter?), is iets voor een volgend bedverhaaltje.
Voila, allemaal terug wakker worden.